ENW-dag 2022

Het voelde als een reünie: de eerste ENW-dag sinds 2019. Zo’n honderd belangstellenden verzamelden zich op 29 september 2022 in Driebergen-Zeist om te horen waar het ENW zich het afgelopen jaar mee bezig hield en wat de plannen voor de toekomst zijn.

De dag had moeten beginnen met een introductie van de nieuwe ENW-voorzitter Hetty Klavers, maar zij moest vanwege een keelontsteking die kennismaking aan zich voorbij laten gaan. Namens Hetty vertelde vicevoorzitter Bart Parmet wat de speerpunten voor de komende tijd zijn. “Allereerst vindt Hetty het belangrijk de zichtbaarheid van het ENW te vergroten en het netwerk deel te laten uitmaken van het maatschappelijke debat. Daarnaast is het van belang dat de ENW-adviezen impact hebben. Omdat vanuit de maatschappij steeds meer kritische vragen komen, is het van nog groter belang de adviezen goed te onderbouwen. Tot slot ziet Hetty graag dat het ENW de verbindende schakel is tussen de kennis en de uitvoering op het gebied van waterveiligheid.”

Zelfreflectie

Vervolgens vertelde Bart dat de kerngroep het afgelopen jaar naar het eigen functioneren heeft gekeken. Uit de door TwynstraGudde uitgevoerde evaluatie kan worden geconcludeerd dat de kernactiviteit van het ENW, het geven van adviezen, erg gewaardeerd wordt. Wel is de doorloopsnelheid soms wat traag, kennen veel bestuurders het netwerk nog niet goed en krijgen ongevraagde adviezen niet altijd de verwachte opvolging. De klankbordfunctie die het ENW zou willen hebben, is vooral gekoppeld aan de adviezen. Bovendien is het ENW op dat vlak meer reactief dan proactief. Bart concludeert dat het ENW een zelfkritische organisatie is en dat er mensen van hoge kwaliteit betrokken zijn. Voor de toekomst is het zaak verder te werken aan de maatschappelijke betekenis.

Werkgroepen

Na Bart was het de beurt aan Stefan Aarninkhof (werkgroep Kust), Martin van der Meer (Techniek), Matthijs Kok (Veiligheid) en Suzanne Hulscher (Rivieren) om een samenvatting te geven van hun werkzaamheden van het afgelopen jaar. Stefan kondigde aan dat eind dit jaar een nieuw model wordt gepresenteerd dat een belangrijke stap voorwaarts zet in de beoordeling van zandige primaire keringen. Martin van der Meer vertelde over de proeven die zijn gedaan in de Hedwigepolder. Daar ontstond een mooie interactie met internationale onderzoekers en hij deed een oproep om vaker dit soort samenwerkingen op te zoeken. De werkgroep Veiligheid had een aantal lastige onderwerpen behandeld, vertelde Matthijs, waaronder het advies ‘Lekdijk, Kinderdijk-Schoonhovenseveer’. “We moesten concluderen dat er nog geen verklaring is gevonden voor de vernatting en vervorming op de plek van de versterking. Dus konden wij geen sluitend oordeel geven over de veiligheid, totdat het waterschap verder onderzoek heeft gedaan.” De werkgroep Rivieren heeft hard gewerkt aan de IRM-systeembeschouwing Rijn en Maas, vertelde Suzanne, en aan de hoofdvraag of de systeembeschouwing de problematiek van onze grote rivieren juist en volledig beschrijft. “Een van de bevindingen van de werkgroep is de vraag of we alles wat we nu op de rivieren doen, wel moeten blijven doen.”

Droogte

Na de pauze sprak Deon Slagter (Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling) over de droogte van de afgelopen zomer, waardoor watertekorten ontstonden in heel Europa. De LCW heeft drie maatregelen om op terug te vallen, vertelde Deon: vasthouden, zuinig doen en verdelen, die alle drie zijn ingezet. Het is volgens hem moeilijk te voorspellen of we vaker rekening moeten houden met droogteperiodes. “Omdat de effecten van droogte fors kunnen zijn, onder meer op de kwaliteit van de waterkeringen, moeten we ons er in de toekomst beter tegen wapenen en het watersysteem robuuster maken. Voor nu moeten we hopen op een natte winter en maatregelen nemen om water in de haarvaten vast te houden en te bufferen.”

Bouwen

Matthijs Kok sprak vervolgens over ‘Bouwen in laag Nederland: verstandig?’ De toehoorders konden via hun mobiele telefoon enkele vragen beantwoorden. De titel van de voordracht was meteen de eerste vraag. De meeste aanwezigen antwoordden daarop: ja, tenzij. “Tot 2030 is het doel 1 miljoen huizen te bouwen. Als we dat niet in laag Nederland doen, zou er maar weinig gebouwd kunnen worden. Het is wel verstandig om voor de langere termijn naar andere delen te kijken.” Een volgende vraag was: “Moeten we het onderscheid tussen wateroverlast en waterveiligheid handhaven of niet?” De meerderheid was voor handhaven. Een toehoorder suggereerde zelfs dat het ENW een extra werkgroep Wateroverlast opricht. Matthijs’ conclusie van het vraag- en antwoordspel was: “Nederland moet blijven bouwen, maar we moeten de risicoaanpak verder ontwikkelen en kansen beter bepalen. De kosten van de maatregelen moeten beter in beeld, waterveiligheid moet worden ingebed in de omgeving, we moeten risicoprofielen opstellen en knelpunten tijdig signaleren.”